top of page

51.Citaten

 

De opdrachtgever vraagt aan de uitvoerder:

Kies één cijfer van 1 tot 20 en zeg dit luidop.

(De uitvoerder kiest blind. Blind kiezen wil zeggen dat de uitvoerder de keuze achter het cijfer niet ziet. Hij/zij mag enkel een cijfer zeggen.)

De opdrachtgever leest de opdracht 

OPDRACHT: 

Reflecteer over het citaat (lees als opdrachtgever voluit de tekst die bij het gekozen cijfer hoort). Formuleer hierbij jouw gedachten en spreek deze uit.

 

Duur: minimum twee minuten, maximum drie minuten.

1. Als je troebel water met rust laat, wordt het vanzelf helder (Lao Tse).

2. Wie rijk wil zijn, moet niet zijn vermogen vermeerderen maar zijn hebzucht verminderen (Plato).

3. Geef me werk wat bij me past en ik hoef nooit meer te werken (Confucius).

4. Twijfel is het begin van wijsheid (Descartes).

5. Er bestaan geen feiten alleen interpretaties (Nietzsche).

6. Dankbaarheid veroudert snel (Aristoteles).

7. Alle grote dingen komen voort uit het onbelangrijke. Daarom streeft de wijze nooit naar het grote. Op die manier kan hij grote dingen bereiken (Lao Tse).

8. Er is slechts één weg naar geluk en dat is op te houden met je zorgen maken over dingen waar je geen invloed op hebt (Epictetus).

9. Kennis is nog geen wijsheid (Shopenhaur).

10. Onze grootste overwinning is niet dat we nooit falen, maar dat we telkens als we struikelen weer opstaan (Confucius).

11. De wijze spreekt omdat hij iets te zeggen heeft, de domme spreekt alleen om iets te zeggen te hebben (Plato).

12. Medelijden met dieren hangt met de goedheid van het karakter zó nauw samen, dat men gerust beweren kan: wie wreed is tegenover dieren, kan geen goed mens zijn (Shopenhaur).

13. Afstand scheidt enkel de lichamen, niet de geesten (Erasmus).

14. Het is een teken van een ontwikkelde geest om met een gedachte te kunnen spelen zonder die te accepteren (Aristoteles).

15. Mensen struikelen niet over bergen, alleen over molshopen (Confucius).

16. Ik verafschuw wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen (Voltaire).

17. Als er geen getuigen bij zijn, zijn slechts weinig mensen in staat tot goede daden (Seneca).

18. Fouten hebben, en die niet verbeteren, dat is pas fouten hebben (Confucius).

19. De moeilijkheid met de wereld is dat de dommen zelfverzekerd zijn en de verstandigen met twijfel vervuld (Russell).

20. De relatie tussen moeder en kind is paradoxaal en, in zekere zin, tragisch. Het heeft de volledige liefde van de moeder nodig om het kind te helpen weg te groeien van zijn moeder om zo compleet onafhankelijk te worden (Fromm).

bottom of page