top of page

 

3. Iets goed zeggen

De opdrachtgever leest de opdracht:

Je kiest twee dingen die je goed vindt. Die twee dingen zijn: een beslissing en een handeling.

Je moet zeggen waarom je de beslissing die je hebt gekozen

en de handeling die je hebt gekozen

goed vindt.

Je moet dus motiveren, argumenteren.

Spreek hierover minimaal één minuut, maximaal twee minuten.

bottom of page